Articles

Waarom wil of wilt?

Waarom wil of wilt?

‘ Toen de aanvoegende wijs van willen in de loop der tijd ook als een ‘gewone’ tegenwoordige tijd gebruikt werd, behield de persoonsvorm wil dit kenmerk van de oorspronkelijke aanvoegende wijs: er kwam geen t achter de stam in de derde persoon enkelvoud. Daarom is hij wil nog steeds juist.

Wie wil of wilt?

Anders dan bij de meeste werkwoorden krijgt de derde persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd van willen geen t. Dus hoewel het wel wie neemt, wie belt en wie houdt is, is het toch wie wil, en niet wie wilt. Dat geldt ook voor andere zinsvolgordes: ‘Vraag maar even wie er een ijsje wil.

Zou of wilt?

De grootste verschil tussen wil en zou is dat wil wordt gebruikt om de eenvoudige toekomende tijd aan te duiden terwijl zou is de vroegere vorm van wil.

Is het meneer wil of meneer wilt?

Hij wil is goed. Het is een uitzondering op de regel stam + t. Hij wilt is geen goed Nederlands en wordt dat ook nog niet zomaar.

Is het zij wil of wilt?

Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: zij wil, wil zij. De vorm zij wilt* (of wilt zij*) is niet correct.

Wat je leuk vindt of vind?

Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).

Is het Ik hou of ik houd?

Ik hou en ik houd zijn allebei correct. Zowel in gesproken als in geschreven taal is ik hou de gewone vorm.

Zou of zal willen?

Zou = optie, het kan misschien zo zijn in de toekomst maar je bent er niet zeker van. Het wordt heel vaak verwisseld, terwijl het soms overduidelijk is. “Ik zal als ik jou was” , is dus niet goed. hier moet het zou zijn, omdat het een niet vaststaand feit is.

Wat hij of dat hij?

Het woord ‘dat’ wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord. Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen ‘wat’. Dit leidt bijvoorbeeld tot de volgende zinnen: Het boek dat hij heeft gekocht, heeft een blauwe kaft.

Wat of dat gebruiken?

Wat en dat zijn allebei mogelijk na woorden zoals alles, al, enige, iets, niets, veel, weinig, na het + een overtreffende trap en in vraagzinnen met het vragend voornaamwoord wat. Veel taalgebruikers hebben in combinatie met alles en al een voorkeur voor wat.

Wat vind je ervan?

U is een persoonlijk voornaamwoord, de beleefdheidsvorm van de tweede persoon enkelvoud. In de tweede persoon enkelvoud komt er een t achter de stam (vind). Je krijgt dan: u vindt. Ook wanneer het onderwerp u ná het werkwoord komt, schrijven we een t achter de stam: wat vindt u van de nieuwe minister?

Hoe schrijf je Jij vond?

Never. Behalve bij de ‘ge’ of ‘gij’-vorm: daar komt wel een ‘t’ bij. ‘Ge vond’ wordt dus ‘ge vondt’, ‘ge liep’ wordt dus ‘ge liept’.